Eindhoven heft onterecht precariobelasting voor vaste luifel

Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft geoordeeld dat de gemeente Eindhoven onterecht precariobelasting heeft geheven voor een vaste luifel aan een pand, van de huurder van dat pand. De heffing werd opgelegd aan de huurder van het pand, maar het Hof volgde onze stelling dat de huurder niet belastingplichtig is.

Precariobelasting wordt geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. In deze zaak werd belasting geheven van de huurder van een pand waaraan de luifel vastzat (zie foto hieronder). De discussie ging om de vraag wie als belastingplichtige kon worden aangewezen voor deze luifel. Volgens de Verordening precariobelasting van Eindhoven is in eerste instantie belastingplichtig degene die het voorwerp ‘heeft’. Een uitzondering daarop betreft de situatie dat een vergunning is verleend voor het hebben van het voorwerp boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

De heffingsambtenaar was van opvatting dat in het geval van een huursituatie de huurder het meeste belang had bij de luifel en dat de huurder de luifel daarom ‘heeft’. De stelling van Jonkers Advies was dat de vraag wie de luifel ‘heeft’ niet aan de orde is wanneer er een vergunning is verleend voor de luifel. Dat is ten slotte de uitzondering op die regel. Wij stelden dat de bouwvergunning voor het pand, tevens had te gelden als een vergunning als bedoeld in die verordening en dat dus de bouwvergunninghouder belastingplichtig was. De verordening liet naar onze stelling geen ruimte aan de heffingsambtenaar om de belastingplichtige zelf te kiezen. Voor zover de vraag wie ‘heeft”, wel beantwoord diende te worden, stelden wij dat dit niet moest worden uitgelegd aan de hand van de vraag wie het meeste belang bij de aanwezigheid van de luifel heeft. In dat geval moest naar onze opvatting ‘hebben’ worden uitgelegd als ‘kunnen beschikken over’.

De rechtbank oordeelde eerder dat de term ‘hebben’ ruim diende te worden geïnterpreteerd. Daaronder kon ook een huurder of andere belanghebbende worden verstaan. De situatie dat een precariovergunning was verleend voor de luifel, deed zich volgens de rechtbank niet voor. Daarom liet zij in het midden of de bouwvergunning voor de luifel impliciet dan wel expliciet had te gelden als een precariovergunning.

Het Gerechtshof oordeelde dat in de zaak zowel de huurder als de verhuurder van het pand de luifel ‘heeft’, gelet op het feit dat dit begirp ruim wordt geïnterpreteerd in de jurisprudentie. Het Hof volgde wel onze stelling dat de uitzonderingssituatie zich voordeed, omdat een bouwvergunning voor de luifel was verleend. In de toelichting op de verordening wordt expliciet genoemd dat een bouwvergunning kan gelden als een in de verordening bedoelde vergunning. Het hof oordeelde daarom dat de eigenaar van het pand de belastingplichtige was voor de precario voor de luifel.

2017 01 16 11 04 30

De uitspraak kunt u hier downloaden.